Met een vriend was ik laatst op excursie naar een bierbrouwerij. We gingen voor de rondleiding, proeverij en vooral om een gezellige dag te hebben. We namen de avontuurlijke route met trein en bus. “Zo zie je nog een keer een ander stukje Nederland”, zei mijn vriend. Ik hield wijselijk mijn mond. Eén van de leuke dingen aan het werken voor Arcadis is dat ik vaak op onverwachte plekken kom. Industriële bedrijven liggen nu eenmaal niet in een stadscentrum. Meestal neem ik mijn werk niet mee naar huis.
Bier en afvalwater
Onze rondleider is een vriendelijke man. Type waard Gersteman Boterbloem, voor de ‘In de Ban van de Ring’ - fans onder ons. Hij vertelt een kleurrijk technisch verhaal. Die technische begrippen komen rustig binnenrollen. Dit terwijl ik me gelukkig niet hardop afvraag wat de precieze procescapaciteiten, vermogens en maatregelen zijn om het proces te regelen. Aan het einde van zijn verhaal val ik toch in die valkuil en vraag naar de organische belasting van het afvalwater. Ik krijg een paar bozige blikken: bij speciaalbier wil je niet denken aan afvalwater. Oeps...
Bloed kruipt waar het niet gaan kan
Bij de rondleiding kan ik het bijna niet laten tegen andere bezoekers te zeggen dat het dragen van lange mouwen en vastmaken van lange haren beter is voor de voedselveiligheid. En houdt toch alsjeblieft die trapleuning vast… Als consultant voor de industrie weet ik dat een ongeluk in een klein hoekje zit. Zie dat in privétijd maar eens uit je hoofd te krijgen.
Een snelle scan
Tijdens het lopen over het terrein kijk ik onbewust, automatisch naar hoe het eruit ziet. Staat er wel netjes een opvangbak onder een vat? Hoe ziet de afsluiter op een leiding eruit? Oei, wat doet die krat daar in een looproute? Zitten er geen vreemde hoeken in de bierleidingen waardoor er een verhoogd legionella risico is? En wat zit er eigenlijk in die tank? Ik voel dan sterk de behoefte om de situatie grondig te bestuderen. Maar ja, herinner ik mezelf eraan, ik ben hier voor mijn plezier. Dus laat al die vaten, procesinstallaties, tanks, opslagen, vergunningen, veiligheidsstudies en andere zaken nu maar even zitten. Best moeilijk.
Passie voor de voedingsmiddelenindustrie
Een uurtje later zitten we op het terras met bier en hapjes. Op de menukaart lees ik waar de hapjes vandaan komen. Bij dat bedrijf ben ik voor mijn werk bij Arcadis ook een paar keer geweest. Ik glimlach als ik denk aan het smakelijke verhaal dat ik daar hoorde over nieuwsgierige werknemers, trapjes en bezems. En pak daarna wat van de hapjes.
Rondlopen bij een voedingsmiddelenbedrijf vind ik één van de leukere dingen. Je krijgt een speciaal pak aan, die voor mij bijna altijd te groot is. Soms mag je geen aantekeningenblok meenemen vanwege de hygiëne. Kan ik mijn geheugen mooi oefenen. Het is gaaf te zien hoe ze eten maken dat je zelf in de supermarkt koopt. Een niet al te goede neus is prettig: voedselbereiding heeft nu eenmaal een geur. Bij het productieproces en vaak ook bij de eigen afvalwaterzuivering.
Improving Quality of Life
Onderweg naar huis valt een verlicht industrieterrein op. Mijn vriend mompelt iets over stinkende dampen die daar altijd vanaf komen. “Dat is gewoon waterdamp”, zeg ik en wijs naar een andere kleine schoorsteen. Daar komt iets geelgroenigs uit. “Dat is wel iets chemisch, daar kan best eens een luchtje aan zitten.”
“Oh”, zegt mijn vriend. “Dat is dus het soort bedrijf waar jij vaker komt.” Ik moet lachen en kan niet ontkennen dat hij een beetje gelijk heeft. “Ik help graag industriële bedrijven in het realiseren van plannen en het verbeteren van de milieuperformance. ‘Improving Quality of Life’ noemen wij dat”.